European Forest Resource analysis tools

Onderstaande project informatie is vertaald. De afbeeldingen en links zijn hieronder niet overgenomen. Lees het origineel in het Engels via de link:

European Forest Resource analysis tools

Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn de Europese bosbestanden enorm uitgebreid, zowel qua oppervlakte als qua houtvolume. Veel landen worden nu geconfronteerd met een verouderend bos, met hoge houtvoorraden, afnemende houtaanwas en koolstofputten, waarbij de biodiversiteit onder druk staat, terwijl een veranderend klimaat actieve aanpassing vergt. Tegelijkertijd hebben het publiek en beleidsmakers toenemende en vaak tegenstrijdige verwachtingen over wat het bos zou moeten opleveren in termen van b.v. houtproductie, behoud van biodiversiteit, koolstofvastlegging en recreatie.

Sinds 1995 ontwikkelt het European Forest Institute instrumenten om de ontwikkeling van de Europese bosbestanden te projecteren onder verschillende beleids- en bosbeheerscenario’s, in nauwe samenwerking met het European Forest Institute (EFI). Het doel van deze op bosinventarisatie gebaseerde instrumenten is het verschaffen van nauwkeurige en to-the-point informatie over de Europese bossen, hun beheer en de vervulling van ecosysteemdiensten die door de bossen onder verschillende scenario’s worden geleverd. Onze modellen zijn bedoeld als aanvulling op de nationale projectiemodellen, door voor alle landen een consistente en vergelijkbare aanpak te bieden voor Europese projecties.

De belangrijkste modellen zijn EFISCEN en EFISCEN-Space. Beide modellen zijn empirisch en vertrouwen dus op nationale bosinventarisatie (NFI) of vergelijkbare gegevens voor parametrisering en initialisatie. Voor het EFISCEN-model worden NFI-gegevens lokaal geaggregeerd, terwijl EFISCEN-Space informatie op boomniveau per NFI-plot vereist. Beide modellen bieden output in termen van houtvoorraad, houtaanwas, oogst, soortensamenstelling, koolstofvoorraden en stromen in biomassa en bodem. Afgeleide indicatoren geven nadere informatie over biodiversiteit, recreatiewaarde, biodiversiteit en kwetsbaarheid voor vuur en wind.

EFISCEN

Het European Forest Information SCENario Model (EFISCEN) is een op leeftijdsklassen gebaseerd matrixmodel, oorspronkelijk eind jaren tachtig voor Zweden ontwikkeld door Ola Sallnäs en sinds 1995 verder ontwikkeld door EFI en WENR. NFI-gegevens worden geaggregeerd per regio, soort en locatieklasse. en/of eigenaar om de huidige leeftijdsklassestructuur weer te geven. Door de flexibele structuur kan het model geparametriseerd worden voor alle landen in Europa. Het biedt projecties tot 50-60 jaar met tussenpozen van 5 jaar. Het model is in veel projecten gebruikt om de resultaten van lokale of regionale casestudies op te schalen naar het Europese niveau. Dergelijke scenario’s worden voornamelijk bepaald door beheeracties, maar het model kan ook rekening houden met veranderingen in het bosgebied, maar ook met veranderingen in de groei, b.v. als gevolg van klimaatverandering. In de EFSOS II-studie werd het voor het eerst gekoppeld aan een mondiaal handelsmodel voor houtproducten om de internationale effecten van een toegenomen of verminderde beschikbaarheid van Europese hulpbronnen te bestuderen.

EFISCEN-Space

EFISCEN-Space is sinds 2006 in ontwikkeling als opvolger van het EFISCEN-model. Het is een model met diameterklasse, dat op standniveau functioneert, waarbij de groei wordt aangedreven door milieudatasets met pan-Europese dekking. Deze opzet maakt het mogelijk een grote verscheidenheid aan standtypes (ook gemengd en ongelijkjarig) en beheeropties te hanteren, op het niveau van individuele NFI-percelen, waar dan ook in Europa. De toestand van elk perceel wordt voor elke simulatiestap van één jaar uitgedrukt als een verdeling van het aantal bomen over diameterklassen, per soort of soortgroep (momenteel 20 soortgroepen). Op perceelniveau onderscheidt EFISCEN-Space de ecologische processen van boomgroei, boomsterfte, ingroei van bomen en afbraak van biomassa in de bodem, en beheerprocessen zoals het oogsten en planten van bomen. De bekende locatie (plotcoördinaten) maakt het mogelijk de gemodelleerde processen te koppelen aan exogene locatiebeschrijvingen in termen van bodem, weer en klimaat. In de toekomst zullen daar interacties aan toegevoegd worden met processen die op landschapsniveau en/of landenniveau opereren, maar dat is niet het geval